dinsdag 12 april 2016

De grens voorbij



Dat het leven in de Filipijnen soms hard kan zijn, wisten we al langer. Vandaag echter werden we hier van pijnlijk dichtbij mee geconfronteerd.

De eerste kwetsbare groep zagen we in een centrum voor tewerkstelling van werklozen, waar schriftjes met de hand ingebonden werden. We mochten aan den lijve ondervinden dat dit een heel eentonig, langdradig werk is, dat desondanks alertheid vereist. Er was een schril contrast tussen enerzijds de hartelijke ontvangst samen met het overvloedige menu dat we voorgeschoteld kregen (verse kokosnoten, gefrituurde bakbananen en maniok met kokos) en anderzijds de erbarmelijke werkomstandigheden (kinderen helpen hun ouders, in een krappe, warme ruimte) en dit alles voor een hongersloon (1 tot 1,5 euro per dag, wat neerkomt op 2,5% van de eigenlijke verkoopprijs).
Vervolgens werden we begeleid naar Tala (het Filipijnse woord voor ster, een teken van hoop), dat opgericht werd om melaatsen te helpen. Oorspronkelijk was het de bedoeling om de gemeenschap af te schermen van de lepra-patiënten, omdat deze besmettelijke ziekte toen nog dodelijk was . Hoewel er nu een volledige behandeling voor lepra bestaat, lijden de zieken tot op de dag van vandaag aan de stigmatisering en isolering die nu nog steeds bestaan. We kregen de kans om een gesprek te voeren met een aantal patiënten. ‘Zwetend als otters’ (we droegen onze doktersjas) gingen we de conversatie aan en dankzij de vertaling van de Filipina Sharon begrepen we dat eerder vernoemd isolement nog steeds zwaar doorweegt. De reële angst voor verstoting zorgt voor verscheurde familiebanden, en dit soms zelfs op vraag van de patiënt zelf.
Father Pol Foulon, een Belgische missionaris, was hier een belangrijke spilfiguur en dat horen we in de verhalen en getuigenissen. Daarnaast zorgde hij voor onderdak voor lepra-patiënten en hun familie. Hier zijn de mensen hem nog steeds enorm dankbaar voor.
Ter compensatie van de verloren kostwinner, maken familieleden van melaatsen kleurrijke poppen van sprookjesfiguren. Deze worden verkocht in een aanpalend winkeltje om wat geld in het laatje te brengen.

Na deze interessante rondleiding en ‘exposure’ gingen we naar Payatas, letterlijk aan de rand van Manila.
Onder het motto ‘There is money in waste’ proberen maar liefst 500.000 mensen te (over)leven op een vuilnisbelt. Geld verdienen ze door het verzamelen, verwerken en doorverkopen van afval.
Na een boeiende introductie kregen we een rondleiding in een doolhof van benauwend smalle steegjes. Stappend op een tapijt van afval maakten we kennis met de bewoners. Hierbij waren de talrijke balpennen, ballonnen en lanyards een escalerend succes. Het viel ons op hoe vrolijk iedereen daar door het leven gaat, waarbij afval geen last maar een noodzaak is.
Naast alles wat we zagen, zal ook de indringende, zure geur die overheerst in een verzengende warmte (36 graden!), zal ons bijblijven. 

De hier veelgebruikte toeristische slogan ‘It is more fun in the Philippines’ geldt helaas niet voor iedereen.

Groetjes
Amber en Karen

2 opmerkingen:

  1. Een loodzware confrontatie moet dit toch wel geweest zijn... Sterk!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Koude rillingen bij het lezen van dit verhaal, maar mooi gebracht. Hopelijk blijft het zonnig in jullie hoofden!

    BeantwoordenVerwijderen